In de tuin.

Puck is in de tuin.
Het is mooi weer en de zon schijnt.
Er is geen wolkje aan de lucht dus je kunt lekker naar buiten toe.
Mama is in de tuin aan het werken, ze knipt takjes van de struiken af.
'Mama', vraagt Puck verbaasd, 'waarom doe je de plant kapot maken?'
Mama moet lachen, ze zegt: 'Ik maak de plant niet kapot lieverd, ik zorg ervoor dat de plant niet te groot groeit zodat hij andere planten in de weg staat, anders kunnen die planten niet meer groeien'.
Puck vindt het erg lief dat Mama dit doet, anders kunnen de kleine plantjes niet groter worden en worden de grote planten steeds groter!

Puck wil graag meehelpen met Mama en pakt een emmer. Alle takjes die Mama eraf knipt stopt zij in de emmer.
Ze begint te tellen...'1...2...3...4...5...6...7...8...9...10!! Al 10 takjes heb je eraf geknipt Mama!' roept Puck blij.
Puck gaat door met de emmer vullen met takjes. Ze heeft er al heel veel en de emmer is al bijna vol.
Dan is de emmer vol en weet ze niet meer wat ze moet doen.
'De emmer is vol Mama, dus de struik is ook klaar!' zegt Puck.
'Ja maar zo kan dat niet Puck!', zegt Mama, 'die struik is nog niet klaar, hij heeft aan deze kant nog hele lange takken, kijk maar'.
Puck gaat bij Mama kijken en ziet dat de plant nog lange takken heeft aan de achterkant die er toch echt af moeten, anders ziet het zo raar uit.

Mama laat Puck zien waar de takjes heen moeten, ze moeten in een groene vuilnisbak.
Als Mama de emmer leeg heeft kan Puck weer takjes in de emmer stoppen.
Dan is de struik klaar en kan de emmer weer leeggemaakt worden, deze keer weet Puck precies waar ze met de takjes heen moet.
Als ze klaar is met de takjes roept Papa dat ze kunnen gaan eten, aan tafel vertelt Puck tegen Papa wat ze gedaan hebben in de tuin.
'Papa, Mama en ik hebben kappertje gespeeld met de struik en nu is die weer heel mooi geknipt'.
Papa en Mama moeten lachen.